De akelige afdaling in de verwonding

Gepubliceerd op 29 april 2020 om 15:50

Daar sta ik dan, op het oude adres waar ik samen met mijn broertje en mijn moeder woonde.

 

Mijn omgevingsgewaar-zijn, verschilt volledig van mijn gevoelsgewaar-zijn. Het raam voelt donker en zwaar aan, terwijl het  raamkozijn prachtig wit is en glanst in het licht van de zon.

Vrijwel direct komt er een intens verdrietig gevoel naar boven en komt er een beeld op van  een gekneusde linkerkant van mijn hart. Het voelt alsof ik op die plek een groot stuk van mezelf verloren ben, zo afgesneden van mijzelf.

Terwijl de tranen over mijn wangen rollen en ik met mijn aandacht bij het gekneusde deel van mijn hart blijf, toont zich een kindsdeel van mij van ongeveer 7 a 8 jaar oud in een soort van sluier van een donkere wolk. Dit is het kleine meisje in mij dat zich zo aan haar lot over gelaten voelde. 

“Wat heb jij moeten vechten, om alleen maar te mogen zijn” zeg ik tegen haar. 

 

Ze “vertelt” mij dat ze zich niet welkom heeft gevoeld en dat ze daarom vaak “verdween”. Ze kon niet voldoen aan de grille eisen van haar moeder en werd daarom afgewezen. Terwijl ik haar verwelkom, kruipt ze vrijwel direct op schoot. Met beide armen omsluit ik haar met mijn onvoorwaardelijke liefde zodat ze getroost kan worden. Ze voelt zich eindelijk serieus genomen en gelooft wat mijn volwassen deel tegen haar zegt. 

“Je hoeft het nu niet meer alleen te doen”.  Er volgt een golf van ontspanning  en dat geeft haar het gevoel dat ze het kan vertrouwen en niet meer waakzaam hoeft te zijn.

 

Ze heeft zich zo onveilig gevoeld, steeds maar afwachten hoe de wind waaide, de onvoorspelbaarheid.  Nu er troost is en het veilig voor haar voelt, kan de pijn zich transformeren naar rust en kalmte en zelfs compassie.

 

Compassie voor een vrouw die zelf nooit ontmoet is, op haar pijnlijke stukken,  door haar moeder.


«   »